Een jaar geleden kondigde ik met ’n Facebook-bericht het project #DeRandvanhetLand aan. Niet veel later volgde het eerste Instagram-fotootje, met daarop het boek On the Road van Jack Kerouac. De fascinatie voor de grens had ik altijd al, daarover lezen deed ik al jaren. Maar het herlezen van On the Road, gaf me het laatste duwtje voor dit project. Want, zoals ik een paar weken geleden al schreef; je kunt zolang lezen, praten en denken over iets als je wilt maar daadwerkelijk ‘on the road’ beleef je iets pas echt. Dat je vervolgens ‘on the road’ meer tegenkomt, meemaakt en ervaart dan vooraf verwacht is een fijne bijkomstigheid. Dat er tijdens de reis ook onplezierige zaken op je pad kunnen komen, ervaar ik zelf vooralsnog in mindere mate. Maar ook dat kan gebeuren. In Niet de race maar de reis omschrijft Jolanda Linschooten wat zij tijdens haar ultratocht door Groot-Brittanië ‘tegenkwam’, én overwon. Dit inspirerende boek kreeg ik van José. Met hem liep ik gisteren een etappe van bijna 60km.
José, een ervaren utratrail- en triatlon-atleet, is het perfecte bewijs dat hardlopen en trailrunning niet alleen plezier en ervaringen maar ook nieuwe vrienden opleveren. José is zo’n nieuwe vriend. En tevens m’n sportmasseur, want zo leerde ik ‘m kennen. Terwijl ik op z’n massagetafel lig, speelt hij ook de rol van coach, en misschien zelfs wel psycholoog. Opgeladen met veel kennis over training, voeding, materiaal, voorbereiding, mentale weerbaarheid én met verse spieren verlaat ik z’n tafel. En natuurlijk lopen we wel eens samen, al zijn de afstanden & snelheden van José van een ander (lees: verder, hoger & sneller) niveau dan die van mij. Dat merkte ik gisteren ook weer meteen. Mijn krappe 10km/u-tempo was voor José nog wel prima maar de stukjes wandelen of ‘even een foto maken’-pauzes die ik normaal bij wat langere afstanden inlas werden al snel afgekapt met “kom maatje, door”.
De etappe dus. En de weg. Die ging van De Lutte naar Hardenberg. Ik had het zwaar. Maar de omgeving was geweldig. De route en paden fijn. Dat wat we tegenkwamen ook. Van de oudste grenspaal van Nederland (uit 1477) tot en met de mooiste vergezichten. En ook de gesprekken waren goed. De gesprekken op De Rand van het Land draaiden meer dan ooit om ‘de weg’. Figuurlijke wegen maar uiteindelijk ook échte wegen, van zand tot beton. Want hoe belangrijk de figuurlijke weg ook is, uiteindelijk gaan alle routes – hardlopend of op weg naar de grens en weer naar huis – over de weg en het spoor. Oneindig aantal wegen. Wegen waarop niet alleen wij liepen, maar ook anderen. Toen, nu, en straks. Ik zet er zomaar even zes op een rij:
De Rotonde
Laten we beginnen met een weg waar ik géén fan van ben, en die we ook gisteren genoeg zagen. De rotonde. Er zijn er in Nederland zo’n 6.000. Ik denk dat ik daar de afgelopen maanden de helft van gezien heb, met name ‘op weg naar de rand’. Rotonde, stukje doorrijden, rotonde, weer door; eindeloze wegen met een ontelbaar aantal rotondes. Dat is goed voor de verkeersveiligheid zegt u? Prima, bij het Keizerkarelplein in Nijmegen kan ik dat begrijpen. Maar bij alle rotondes die ik zag, kwam ik zelden tot nooit andere auto’s, fietsers of voetgangers tegen. Rotondes in the middle of nowhere, everywhere. Dan te bedenken dat een rotonde al gauw een half miljoen euro kost, reken ik het heel snel even uit. Dat is op z’n minst 3.000 x 500.000 = 1,5 miljard euro weg-gegooid geld.
De Grensweg
Nederlandse straatnaambedenkers blinken niet uit in originaliteit. Stap ik uit een trein, is het de Stationstraat, ren ik door een dorp is dat vaak de Dorpstraat. En het zal niemand verbazen dat ik rond de grens reeds honderden keren de Grensweg zag. Zo ook gisteren. De Grensweg en het Duitse broertje Grenzweg rond het startpunt. Een dorp verderop weer een nieuwe Grensweg. En dat elke etappe een paar keer. Loop ik op de Grensweg, dan weet ik dat de grens in de buurt is. Maar zelden loopt er een weg óp de grens. Gisteren wel. Bijna 12km lang. Een zogenaamde ‘groene grens’-weg. Onverhard, geflankeerd door grenspalen en voorzien van het meest mooie uitzicht over weilanden, bossen en Commiezenhutten. Maar die weg heette dan weer niet de Grensweg maar het Dinkelpad. Een aanrader voor de wandelaar, hardloper en fietser die rust zoekt.
De Dodenweg
Het spreekt voor zich dat de onverharde wegen het leukste zijn om te lopen. Tijdens de etappe van gisteren liepen we zeker 30km onverhard, het meeste daarvan op een zandweg met diep uitgesleten sporen. Toen we vervolgens ook nog meerdere paard-met-wagens tegemoet zagen komen, leek het net of we terugliepen in de tijd. Het leek José een mooi moment om het verhaal te delen over ‘witte wieven’ en deze Dodenweg, waarover hij op de heenweg in het boek ‘De Grens’ las. “Loop op dit soort wegen nooit in het midden, tussen de karrensporen in. Want dan bots je tot ergernis van de doden tegen de kist, de doodskist die achter de kar op weg is naar het graf.” Dat we geen zin hadden om ruzie te krijgen met de ‘witte wieven’, óf de Hellehond die ook in de omgeving van De Lutte rondhangt, dat leek ons duidelijk. Dus José pakte het linkerspoor, en ik het rechter. Het middenstuk van de Dodenweg lieten we met rust.
De ‘Grote Weg’
Na de 30km onverhard volgden gisteren nog twee hele lange wegen ‘grote weg’. Daar valt elke etappe niet aan te ontkomen. Vaak zijn de lange wandel- of fietspaden naast provinciale wegen saai. En waar het fietspad ontbreekt zelfs wat gevaarlijk. Maar soms zijn de lange grote wegen de moeite waard. Omdat er tankstations aan liggen, die voor koude cola zorgen. Of omdat er lange lintbebouwing aan ligt, zoals in Groningen; met fraaie herenhuis-boerderijen. De grote wegen van gisteren waren ook mooi. Het eerste stuk omdat zelfs deze hoofdweg verlaten, stil en ‘in het groen’ was, het tweede stuk omdat het fietspad er langsop pikkedonker was. Na uren kletsen, ouwehoeren en lachen ging ineens de focus op ‘de weg vinden’. En werden we helemaal stil. Dat we af en toe verblind werden door autolampen namen we voor lief.
Het Olifantenpaadje
Het olifantenpad. “Zo wordt een paadje genoemd dat ergens ontstaat of inslijt doordat mensen er zijn gaan lopen.”, zo vertelde ik José gisteren. Ik was altijd al fan van olifantenpaadjes, al was het maar omdat het vaak een kortere weg is. Maar toen Mikel Knippenberg ‘zijn’ ingesleten paadje in de duinen van Texel liet zien, richting z’n huis bij de vuurtoren, was ik helemaal overtuigd. Olifantenpaadjes zijn mijn lievelingswegen. Niet alleen korter, maar vaak ook veel mooier dan de normale weg. Wat nou “dit is de weg”, dat bepalen we zelf wel.
The Road to Nowhere
Iemand die hardloopt snapt het. Een trailrunner of ultraloper waarschijnlijk nog meer. Niets is mooier dan lopen op de Road to Nowhere. Het pad en de blik op oneindig. Nergens aan denken, alles laten gebeuren. Of om er nog maar eens een weg-cliché tegenaan te gooien: Niet de bestemming zelf maar de weg ernaartoe is wat telt. Ik kwam de afgelopen maanden ‘on the road’ mensen tegen die me dat nog meer deden beseffen. Van Hans Koeleman en zijn boek Het Blauwe Uur (en de gezamenlijke tochten die daarop volgden), Mikel Knippenberg en zijn Texel, Jolanda Linschooten en haar boek tot natuurlijk mijn nieuwe vriend José. Samen on the road to nowhere. Niet op zoek naar iets, toch veel vinden. En daarna weer terug naar huis. Want de weg zelf gaat misschien nergens heen, de echte rust – in je hoofd, je hart en voor je vermoeide lijf – vind je toch weer thuis. Thanks José, ‘maatje’, voor gisteren en alle andere momenten On the Road.
Deze blogpost is onderdeel van #DeRandvanhetLand; een hardloopproject waarbij ik samen met anderen een jaar lang rennend de grenzen verken van ons land, en van onszelf… Meer over het hoe en waarom van #DeRandvanhetLand lees je hier, alle verslagen via de homepage. Live-foto-verslagen op Instagram, videotimelaps via YouTube.