Waarschijnlijk schrokken ze van ons. Want wat doen die twee kerels met windkracht 8 in hemelsnaam rennend in het Botlekgebied? Ze besloten onze passage niet af te wachten en vlogen allebei op. Als een JSF, recht omhoog. De meeuw spreidde z’n vleugels en bleef op z’n plaats in de lucht hangen. Hij draaide z’n vleugels wat op-en-neer en vloog vervolgens récht tegen de wind naar voren. De kraai bleek een mindere windmeester. Een windvlaag gooide ‘m in de lucht naar achteren. Op de grond kwam ie bij. Maar zelfs daar kreeg de wind vat op ‘m en werd ie twee meter achteruit geblazen. De meeuw was inmiddels aan de overkant. Op weg naar Brielle. Net zoals wij.
Het is een voorbeeld van zo’n tafereeltje dat je tientallen keren tegenkomt bij een rondje rennen. En hoewel dit meeuw-dist-kraai-moment mogelijk alleen bij mij en m’n loopmaat Leon in het geheugen blijft zitten, zijn het de momenten die de etappes van vandaag en gisteren meer dan de moeite waard maakten.
Veel kleine momenten. Zoals de eerste échte grenspaal van dit project, gisteren bij Nieuwkerk. Het pad dat weg bleek te zijn. Of beter gezegd: een waterweg. Ruim twee uur rennen en slechts één ander mens tegenkomen. Het pretje dat Thomas had om Kabouter AJ en z’n puntmuts. Verdwalen in het bos. Thomas die, omdat we verdwaald en dus te laat waren, achterin de auto z’n overhemd en broek aantrok óver z’n hardloopkleren, terwijl ik ‘m naar z’n zakelijke afspraak reed. En uiteindelijk het autoritje terug naar een afgelegen klooster en de pikdonkere spookweg (weer over een zandpad…) er naar toe.

… en de zee zal mijn zwijgen wel verstaan … – Toon Hermans, ter nagedachtenis aan de Maassluizers die gebleven zijn op zee.
En vandaag dus weer. De meeuw en de kraai. De uitspraak ‘doe mij maar vol wind tegen, deze wind schuin van achteren is irritant.‘ Diezelfde uitspraak in het hoofd toen we vervolgens recht tegen windkracht 8 inliepen, geen woord meer zeiden en kapot gingen. Maar ’t vertikten om die uitspraak terug te nemen. De heerlijke feitjes die Leon eruit wist te gooien; over de Atlantikwall, de Maeslantkering en het immense havengebied. Het gedichtje van Toon Hermans in Maassluis. De meest ongezelligste Brielse kroeg die ik bleek uitgezocht te hebben. Redder Wijnand die ons naar een toptent wist te loodsen. Zelfs het alcoholvrije biertje dat doodsloeg. En zeker ook de uitsmijter die rechtstreeks van het bord nieuwe energie in de benen gaf.
Uitermate spannend klinkt het allemaal vast niet voor jullie. Maar dat soort momenten en kleine herinneringen liggen voor altijd opgeslagen in de vriendschap met een hardloopmaat. Op De Rand van het Land.
Fijn dat jullie erbij waren Thomas en Leon. Op naar de volgende. Wind schuin van achteren lijkt me dan prima.